-
1 doordringen
doordringen♦voorbeelden:〈 figuurlijk〉 het drong niet tot hem door dat hij brutaal was • it didn't occur to him that he was being rudetot de finale doordringen • get through to/make it to/get to the finals〈 figuurlijk〉 de ernst van de situatie drong plotseling tot hem door • he suddenly became aware how serious the situation was————————doordringen♦voorbeelden:2 doordrongen zijn van de noodzaak … • be convinced of the necessity of … -
2 iets tot iemand laten doordringen
iets tot iemand laten doordringenVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > iets tot iemand laten doordringen
-
3 vinden
6 [komen tot gelijke gezindheid] 〈zie voorbeelden 6〉♦voorbeelden:1 zij heeft het helemaal gevonden • she has found her groove/nichedat boek is nergens te vinden • that book is nowhere to be foundwat je vindt mag je houden • finders, keepers〈 figuurlijk〉 ergens voor te vinden zijn • be ready to do something, be in/game for somethingiemand/iets toevallig vinden • happen/chance upon someone/somethingdat is aardig gevonden • that's neat, how clever of youik vind het vandaag koud • I think it's/I find it cold todayik zou het prettig vinden als … • I'd appreciate it if …hoe vind je dat? • what do you think of that?, how does that strike you?iemand aardig vinden • like someone, take to someonedoe maar wat je het beste vindt • do as you see fit/think best, suit yourselfzou je het erg vinden als …? • would you mind if …?ik vind het goed • that's fine by me, it suits me finevind je (ook) niet? • don't you think?het welletjes vinden • call it a daydaar vind ik niets aan • it doesn't do a thing for me5 gehoor vinden • find a sympathetic ear/listener6 het met iemand kunnen vinden • get on/along with someonezich ergens in kunnen vinden • agree with somethingzij hebben elkaar gevonden • 〈 zijn het eens〉 they have come to terms (over it); 〈 ze vormen een paar〉 they have found one another -
4 overbrengen
3 [verklikken] tell, pass on5 [overdragen] pass (on)6 [voortplanten] transmit7 [vertalen] render, translate♦voorbeelden:iemand overbrengen naar het ziekenhuis • take someone to hospitalboodschappen/iemands groeten overbrengen • convey messages/someone's greetingsiets op iemand overbrengen • pass something on to someone6 de kracht van de motor naar de wielen overbrengen • transmit the power of the engine to the wheels7 in code overbrengen • put into code, encodein gewoon schrift overbrengen • transcribe into longhand -
5 over
over1♦voorbeelden:dat is over • that is done with/finishedover was de pret • the party was overII 〈 bijwoord〉1 [van de ene plaats naar de andere] across, over2 [resterend] left, over3 [boven de maat] spare♦voorbeelden:〈 verkeer〉 klaar, over! • cross now!met het vliegtuig ben je in een paar uur over • you get across in a few hours by (aero)planemorgen gaan we over • we are moving tomorrowdeze leerling is over • this pupil has moved upmen liep over en weer • there was a lot of toing and froingzij zijn over uit Canada • they are over from Canadaelkaar maar over en weer verwijten maken • do nothing but pass the blame (onto one another)als er genoeg tijd over is • if there is enough time lefthet is over van gisteren • that is left over from yesterday〈 communicatiemedia〉 over! • over (to you)!3 redenen te over • plenty of/abundant reasons————————over2〈 voorzetsel〉1 [boven] over, above2 [op, langs, aan de andere kant van] across, over3 [met betrekking tot het bedekken van een oppervlak] over, across4 [wat betreft] about5 [via] by way of, via6 [gedurende] over7 [wegens] about9 [na verloop van] after, in10 [meer/verder dan] over, past♦voorbeelden:2 hij werkt over de grens • he works across/over the borderover de heuvels • over/beyond the hillseen koude rilling liep over haar rug • a cold shiver ran down her spinemet de benen over elkaar (geslagen) • with legs crossedwerk verdelen over de mensen • share out work among the peopledwars over het pad • right across the patheen kleed over de tafel leggen • put a cloth over/on the tableover de hele wereld • all over the worldzij heeft iets innemends over zich • she has got something charming about herde winst over het vierde kwartaal • the profit over the fourth quarterover deze zaak heb ik niets te zeggen • on this matter I have nothing to sayzijn gedachten over iets laten gaan • turn something over in one's mindzij communiceren over de mobilofoon • they communicate by mobile telephonezij reed over Nijmegen naar Zwolle • she drove to Zwolle via Nijmegenover de post • by posteen brug over de rivier • a bridge over/across the riverover een periode van … • over a period of …verheugd over • delighted at/withvallen over iets/iemand • 〈 figuurlijk〉 take exception to something/someone9 over een dag of tien/twee minuten • in about ten days(' time)/in two minutes(' time)zaterdag over een week • a week on/from Saturdaytot over zijn oren in de problemen zitten • be up to one's neck in troublehij is over de twee meter (lang) • he is over two metres (tall)het is over vieren • it is past fourhet is kwart over vijf • it is a quarter past fiveeen man van over de zeventig (jaar oud) • a man of over seventy (years old)het is vijf over half zes • it is twenty-five to six -
6 knie
♦voorbeelden:met knikkende/trillende knieën • with trembling/shaking kneesde knieën zijn versleten • the knees are worneen knie in een kachelpijp • an elbow in a stove-pipe〈 figuurlijk〉 iets onder de knie krijgen • master something, get the hang/knack of somethinghij sloeg zich op de knieën van pret • he slapped his thigh with mirthiemand op de knieën brengen/dwingen • bring/force someone to his kneeseen rok tot op de knie • a knee-length skirt -
7 schot
I 〈 het〉2 [met betrekking tot balspel] shot3 [bereik] range4 [voortgang] movement♦voorbeelden:1 ik hoorde een schot • I heard a shot/gunshoter viel/klonk een schot • there was a shot, a shot rang outeen schot voor de boeg • 〈 ook figuurlijk〉 a shot across the bows, a warning shotiemand/iets onder schot hebben • have something/someone within rangeonder schot houden/nemen • keep covered, cover4 schot brengen in een zaak • get things moving/goinger komt/zit schot in de zaak • things are beginning to get going/to move1 [inwoner van Schotland] Scot♦voorbeelden:
См. также в других словарях:
get sth across — UK US get sth across Phrasal Verb with get({{}}/get/ verb ( tt , got, got, or US gotten) ► to make someone understand or believe something: »He has no trouble getting his point across. »We have yet to clearly get across the message that we ve got … Financial and business terms
get — [ get ] (past tense got [ gat ] ; past participle gotten [ gatn ] ) verb *** ▸ 1 obtain/receive ▸ 2 become/start to be ▸ 3 do something/have something done ▸ 4 move to/from ▸ 5 progress in activity ▸ 6 fit/put something in a place ▸ 7 understand… … Usage of the words and phrases in modern English
get across — verb 1. communicate successfully (Freq. 1) I couldn t get across the message He put over the idea very well • Syn: ↑put over • Hypernyms: ↑communicate, ↑pass on, ↑pass … Useful english dictionary
get across — phrasal verb [transitive] Word forms get across : present tense I/you/we/they get across he/she/it gets across present participle getting across past tense got across past participle got across to make people understand something He sometimes has … English dictionary
get — /get/ verb past tense got, past participle got especially BrE gotten especially AmE present participle getting RECEIVE/OBTAIN 1 RECEIVE (transitive not in passive) to be given or receive something: Sharon always seems to get loads of mail. | Why… … Longman dictionary of contemporary English
get — [get] verb got PASTTENSE [gɒt ǁ gɑːt] got PASTPART gotten PASTPART [ˈgɒtn ǁ ˈgɑːtn] getting PRESPART 1 … Financial and business terms
get — verb (gets, getting; past got; past participle got, N. Amer. or archaic gotten) 1》 come to have or hold; receive. ↘experience, suffer, or be afflicted with (something bad). 2》 succeed in attaining, achieving, or experiencing; obtain. 3》 move… … English new terms dictionary
get — verb 1) where did you get that hat? Syn: obtain, acquire, come by, receive, gain, earn, win, be given; informal get hold of, score 2) your tea s getting cold Syn: become, gro … Synonyms and antonyms dictionary
get*/*/*/ — [get] (past tense got [gɒt] ; past participle got) verb 1) [T] to obtain, receive, or be given something Ross s father got a new job.[/ex] Did you get tickets for the game?[/ex] You get ten points for each correct answer.[/ex] Young players will… … Dictionary for writing and speaking English
put something across/over — COMMUNICATE, convey, get across/over, explain, make clear, spell out, clarify; get through to someone. → put … Useful english dictionary
get */*/*/ — UK [ɡet] / US verb Word forms get : present tense I/you/we/they get he/she/it gets present participle getting past tense got UK [ɡɒt] / US [ɡɑt] past participle got 1) [transitive, never passive] to obtain, receive, or be given something Ross s… … English dictionary